Knie artrose

Knie/heup artrose is de meest voorkomende aandoening van het houdings- en bewegingsapparaat. Knie artrose komt vaker voor dan heupartrose. In Nederland: 24,5 op de 1000 mannen en 42,7 op de 1000 vrouwen heeft artrose. Wereldwijd is er sprake van een prevalentie van 3,8% van de bevolking.

De verwachting is dat het absolute aantal personen met artrose zal stijgen. In 2000 was de verwachting dat tussen 2000 en 2020 deze stijging bijna 40 procent zou zijn. Wanneer ook rekening wordt gehouden met een toekomstige stijging van (ernstig) overgewicht (Body Mass Index, BMI > 30), zal de prevalentie van artrose in de toekomst mogelijk nog groter zijn.

Bij knie artrose is de belangrijkste verandering een vermindering van de dikte en de kwaliteit van het kraakbeen. Als reactie daarop verdikt het onderliggende (subchondrale) bot en vindt aan de randen van het gewricht osteofytvorming plaats. Daarnaast ontstaat een chronische ontsteking van het synoviale weefsel. Het gevolg van deze processen is een onregelmatig gewrichtsoppervlak, benige verbreding van het gewricht, mogelijke verdikking van het gewrichtskapsel en soms vocht in het gewricht.

Klinische kenmerken vanuit de anamnese

  • Met name bij starten met bewegen en langdurig belasten. Pijn neemt toe gedurende de dag. Pijn zit in of rondom de knie (soms in bovenbeen/heup)
  • Ochtendstijfheid die meestal na een paar minuten tot 30 minuten weer verdwijnt.
  • Instabiliteit van de gewrichten door vergrootte varus/valgus stand van de knie door botvergroeiingen
  • Functionele beperkingen door pijn, bewegingsbeperking, standsafwijkingen en/of instabiliteit
  • Crepetaties (horen of voelen)

Risicofactoren

Systematische factoren

  • Leeftijd ouder dan 50 jaar (piek rond 78-79 jaar)
  • Geslacht (vrouwen>mannen)
  • BMI
  • Gegeneraliseerde artrose
  • Malalingnement knie
  • Artrose in de familie [i]

Intrinsieke biomechanische factoren

  • Knieletsel/trauma in voorgeschiedenis[ii]
  • Gewrichtsaandoeningen (bv vormen van artritis)
  • Congeniteit (bv femorale epifysiolyse)
  • Spierzwakte
  • Laxiteit

Extrinsieke biomechanische factoren

  • Zwaar beroep
  • (top)sport
  • Veelzijdig zitten in hurkhouding 1
  • Langdurige kniel/squat positie op werk

Beloop

Gonartrose heeft een natuurlijk beloop van langzaam progressief met wisselende periodes van meer en minder symptomen. Er kunnen periodes van ‘flare’ (opvlamming van de ontstekingsverschijnselen) De snelheid van de progressie hangt af van de risicofactoren. Bij ernstige beperkingen of pijn kan een operatie worden toegepast.

Behandeling

Er is nog geen behandeling bekend die artrose kan genezen. Op dit moment zijn de belangrijkste pijlers van de fysiotherapeutische behandeling: oefentherapie, leefstijladviezen (zoals die ten aanzien van bewegen/ oefenen, gewrichtsbescherming en afvallen)
Non fysiotherapeutische pijlers zijn medicamenteuze pijnbestrijding en chirurgische behandeling.

  • Oefentherapie kan bestaan uit spierversterkende oefeningen, oefeningen ter bevordering van de aerobe capaciteit, looptraining en functionele oefenvormen
  • Voorlichting; informatie over de aandoening, het beloop en behandelmogelijkheden.
  • Leefstijladviezen; kunnen onder andere betrekking hebben op lichamelijke activiteit, zelfmanagement, het lichaamsgewicht van de patiënt, werkomstandigheden en hulpmiddelen of aanpassingen in de thuissituatie of op het werk.